Geluksterrarium
Een soort scheepje in een fles, maar dan anders.
Categorie: Collega’s
Datum: 9 november 2025
Ik wist niet zo goed wat ik als cadeautje voor Ilse moest kopen, nu ze was verhuisd naar een piepklein appartementje. In de supermarkt vond ik een klein glazen stopflesje met een plantje erin, een echt plantje. Op de ronde, platte kurk was een sticker geplakt met het opschrift Geluksterrarium.
Ik dacht altijd dat een terrarium zo’n enorme glazen bak was, verlicht door warmtelampen en gevuld met reptielen. Maar het kon dus ook iets piepkleins zijn, een afgesloten ruimte waarin een plantje zichzelf in leven kon houden. Dat leek me wel passend, want ik begreep niet hoe Ilse zichzelf naar dat flatje had weten te verhuizen. Als een soort scheepje in een flesje.
Ilse vindt het geluksterrarium enig. Op haar eettafel is inderdaad geen plek voor een vaas met bloemen. Naast de tweezitsbank zie ik alleen een vroeg kunstkerstboompje staan, van een centimeter of dertig. De kerstballetjes liggen er nog onder, in hun verpakking.
Ilse maakt met haar arm een draaiende beweging om zich heen. ‘Zo, dat was dan de rondleiding.’ Volgens de woningbouwvereniging heeft ze vijftig vierkante meter, maar ik heb nog nooit zulke krappe vierkante meters gezien. Ilse demonstreert hoe blij ze is met de dubbele, extra smalle deurtjes die ze voor haar garderobekast heeft gevonden. Gewone kastdeuren zouden tegen het bed slaan voordat ze de boel fatsoenlijk kon openen, zo smal is de slaapkamer.
Van tevoren is Ilse maandenlang bezig geweest om zo veel mogelijk spullen weg te gooien. Ze heeft hier geen bergruimte voor tweederde van haar leven. Het is alsof ze weer op kamers woont. Alsof ze al die jaren nooit getrouwd is geweest. Ze lacht om de jongeren die boven, onder en naast haar zijn ingetrokken. Die zijn net hun ouderlijk huis uit en ze hoort hen vaak zeggen dat ze niet goed weten hoe ze al die ruimte op moeten vullen.
Dit hele wijkje is tijdelijk bedoeld. De prefab portiekflats mogen hier vijftien jaar staan, in een weiland aan de rand van het dorp. Vijftien jaar lijkt me nogal kort dag, maar Ilse vindt het meer dan genoeg. Hiervoor zat ze in een slooppand waar ze drie keer zo veel oppervlak had, maar waar ze elk moment uitgezet kon worden. En hier is alles helemaal nieuw.
Ze werd alleen even herinnerd aan haar ex-man toen de parkeerplaats naast de flat geasfalteerd moest worden. Er stond daar nog één auto, die niet was weggehaald voordat de werkzaamheden begonnen. Die auto was drie dagen ingesloten door een hek terwijl het asfalt rondom uithardde. ‘Dus ja,’ mijmert ze, ‘Wie zat wie dan dwars? Wie maakte wie het leven onmogelijk?’
We gaan maar aan de slag. Ik ben hier immers om te helpen een paar gordijnen om te zomen. Ilse heeft eigenlijk niet echt verduistering nodig in de zithoek. Er hangt al vitrage tegen de inkijk, maar inmiddels wordt ze ‘s avonds gek van het felgekleurde televisiescherm van de overburen. Die televisie lijkt zo nauwelijks verder van haar bank te staan dan haar eigen beeldscherm.
We klappen de strijkplank uit. Die kan alleen pal tegen het aanrecht staan, maar zo redden we het wel. Ik strijk het zoomband zeker vijf keer opnieuw in de omgevouwen stof. Om zeker te weten dat het straks niet loslaat, en om ondertussen met Ilse aan de praat te blijven. Maar dan blijkt de uitschuifbare gordijnroede die ze klaar had liggen niet over de hele breedte van de kamer te reiken. Ilse grinnikt. ‘Ik dacht nog, het is hierbinnen zo krap dat alles wel past.’
We laten de gordijnen maar op de bank liggen. Ilse wuift alles weg, mij ook.
Door de avondschemering fiets ik terug van het dorp naar de stad. Ik rijd langs megastallen waar spandoeken aan hangen met leuzen over te weinig ruimte voor boeren. Daarna staat er midden tussen de weilanden ineens een bos, aangeplant in een smal, maar langgerekt gebied. Het hoort bij een monumentale buitenplaats die een grootgrondbezitter daar meer dan tweehonderd jaar geleden heeft laten bouwen. Ik weet nog dat Ilse op dat landgoed destijds haar trouwfoto’s heeft laten maken. De kans is groot dat ze die foto’s inmiddels heeft weggegooid.
Onder de eeuwenoude bomen, die geen natuurverschijnsel zijn, maar mensenwerk, is het stikdonker. Ik schakel mijn fietslampjes in, al haalt het weinig uit. Ik denk aan het geluksterrarium dat nu in Ilses vensterbank staat. Piepklein behuisd, maar zelfvoorzienend, in een dik glazen harnas. En zonder gordijnen.


