Luchtkastelen
Een graafmachine rijdt rond over het platte dak en trekt voor onze ogen een stuk van het plafond weg, waardoor we in de grijze hemel ineens een regenboog kunnen ontwaren.
Categorie: Functioneren
Datum: 29 november 2021
Het is heerlijk om tijdens het werk af en toe naar buiten te kijken terwijl ik aan mijn bureau zit, op de negende verdieping, over weilanden, bos en heide. Langs de weilanden staan nog een paar oude huisjes. Voor de mensen die daar wonen zal het minder prettig zijn, uitzicht op een snelweg en al die kantoortorens. Aan de andere kant zijn zij tenminste echt dáár, in dat landschap. Rond lunchtijd heb ik wel eens geprobeerd om even naar de heide te wandelen, maar ik moest zo ver omlopen voordat ik een voetgangerstunnel onder de snelweg vond, dat mijn pauze alweer voorbij was en ik terug op de afdeling werd verwacht.
Iedere keer als ik op de negende uit de lift stap, passeer ik een weelderige kamerplant in een hoge pot, staand voor een raam aan het eind van de gang. Vanaf zijn volledig klimaatgecontroleerde plekje onder een systeemplafond en tl-balken kijkt de plant uit op een rij kale bomen in de zonnige kou. Er ligt een takje op de grond naast de plantenpot. Ik raap het op en gooi het in de vuilnisbak naast de koffieautomaat, in het vak voor plastic afval. Ik ga ervan uit dat de de kamerplant namelijk van kunststof is. Zo voelt het takje ook aan.
Op de terugweg naar mijn bureau zie ik dat er nog een blaadje op de grond ligt. Grappig, dat een kunstplant blaadjes verliest, denk ik nog. Dan pas dringt het tot me door dat er in de grote plantenpot een hele laag van afgebroken groene takjes en blaadjes ligt. De plant heeft ook een paar kale stengels. Ik voel aan de blaadjes en de kale takjes. Ze voelen nog steeds aan als plastic. Maar wanneer ik weer doorloop met mijn kopje koffie, haal ik voor de zekerheid nog het takje uit de afvalemmer voor plastic en stop het in de GFT-bak.
Buiten regent het nu. Tenminste, aan de ene kant van de negende verdieping. Aan de andere kant, in de hoek bij de koffieautomaat, schijnt de zon nog. Vanuit de vergaderzaal halverwege is ondertussen te zien hoe het kantoorgebouw naast het onze wordt afgebroken. De verlaten ruimtes liggen vol met brokken isolatiemateriaal. Een graafmachine rijdt rond over het platte dak en trekt voor onze ogen een stuk van het plafond weg, waardoor we in de grijze lucht ineens een regenboog kunnen ontwaren.
Aan het eind van de dag, onderweg naar de parkeerplaats, passeer ik een berm vol brandnetels, vage stekelplanten en woekerende braamstruiken. Vanaf hier is te zien dat binnen, op kantoor, alle kamerplanten op alle vensterbanken identiek zijn. Van de eerste tot de elfde etage staan ze ook in dezelfde potten en zijn ze allemaal voorzien van een watermetertje.
Terwijl ik over de snelweg rijd, zie ik in de achteruitkijkspiegel een streep licht door de kale bomen schijnen en weet ik niet zeker of dat van de negende verdieping komt, van binnenuit, of dat de ondergaande zon nog even in de ruiten wordt weerkaatst.
De volgende ochtend is de zon alweer op als ik terugkeer, maar hij staat nog zo laag dat dat de lucht niet warm genoeg is om de omringende mist te laten optrekken. Voordat ik mijn kantoorgebouw binnen ga, kijk ik nog even uit over de snelweg. Aan de andere kant van de weg staat nu ineens een metershoge, zachtgele blinde muur. Ik kijk omhoog. Voorbij alle andere bebouwing die mij omringt lost de gele muur op in de witte lucht.
Gisteren stond die muur daar nog niet. Maar nu is het is alsof een of andere projectontwikkelaar heeft besloten dat de wereld vanaf vandaag daar gewoon ophoudt. Waarom loopt iedereen om mij heen dan gewoon rond alsof het een normale werkdag is?
Ik verstijf. Is het beter om weg te rennen? Heeft het zin om weg te rennen?
Ik haal diep adem en kijk nog een keer goed naar de zachtgele, eindeloze muur. En dan maken mijn hersenen het plaatje eindelijk af.
Het is geen muur. Het is de bosrand die zich langs de weilanden uitstrekt. In de mist en het lage ochtendlicht voegen de bomen zich samen tot een onwerkelijke wand. Bomen die zich voordoen als menselijke constructies. Bomen die zichzelf als kantoorgebouwen camoufleren.
Ik draai me om en loop weg van de bomen. Vlug ga ik mijn kantoorgebouw binnen.


