Meerpaal
Er lag een reddingsboei op de achterbank van mijn vaders auto.
Categorie: Loopbaan
Datum: 25 oktober 2001
Op een donderdagochtend belde mijn vader onverwachts aan bij mijn Utrechtse studentenflat, op tachtig kilometer rijden van mijn ouderlijk huis. Via de intercom instrueerde hij me om mijn jas aan te doen en naar beneden te komen. Buiten stond hij met een grote grijns naast zijn auto te wachten. ‘Ik dacht, jij hebt zo weinig colleges, jij zult vast wel thuis zijn,’ zei hij. ‘Ik moet even wat spullen naar Hilversum terugbrengen, heb je zin om me te helpen?’
Ik stapte in. ‘Wat heb je bij je dan?’
‘Bij me? Och, mag niemand weten dat je niet uit de Randstad komt?’
‘Wat heb je bij dan?’
‘Een paar meerpalen en reddingsboeien. Van de Titanic.’
‘Oh.’
‘Geleend van Erik. Die zat bij de decorbouwers vroeger. Hij werkt nu op een rekwisietendepot op het Mediapark. Weet je nog, Erik die z’n sokken in de magnetron droogde?’
‘En dat die sokken toen verkruimelden in z’n schoenen.’
‘Die Erik, ja.’
‘Daarom droog ik mijn sokken netjes op een wasrekje,’ zei ik.
Mijn vader hield zijn blik strak op het verkeer gericht en draaide de oprit naar de snelweg op. Hij bleef achter een vrachtwagen hangen en maakte geen aanstalten om in te halen, terwijl dat makkelijk kon. ‘Je moeder kan thuis ook wel eens je was doen, hoor. Dan zien we jou tenminste weer een keertje.’
Ik tuurde naar het dashboardkastje terwijl mijn vader vertelde dat de grootste sponsor van de schouwburg een extra voorstelling van die musical van De Kleine Zeemeermin had geboekt, voor alle relaties. En daarna was er een besloten diner, dat blijkbaar nog een beetje leuk aangekleed moest worden. Dus vandaar die extra rekwisieten.
Ik keek achterom. Er lag een reddingsboei op de achterbank. ‘De Kleine Zeemeermin loopt tegenwoordig goed af, hè?’ zei ik. ‘Dankzij die Disney-versie.’
‘Dat soort dingen weet jij beter dan ik.’ Mijn vader hield zijn ogen nog steeds op de weg gericht.
Ik keek met hem mee door de voorruit. ‘Goed dat je er dan zo’n thema aan vastplakt, van de Titanic.’
Een andere vrachtwagen haalde onze auto in. Achter de vangrail strekten de vlakke weilanden zich onder een lege hemel uit tot aan de horizon.
Mijn vader zette de richtingaanwijzer aan en stuurde ons naar de uitvoegstrook. De auto reed het Mediapark op. We parkeerden naast een stoep vol onkruid en mijn vader opende de kofferbak. Hij gooide een meerpaal in mijn armen. De meerpaal was van piepschuim.
Binnen een minuut was alles afgegeven bij het depot. Erik kwam nog even gedag zeggen. Hij schudde met zijn hoofd toen hij mij opmerkte. ‘Jij bent groot geworden.’
Mijn sokken kriebelden in mijn schoenen.
‘Heb je anders ook nog wat champagneglazen te leen?’ vroeg mijn vader.
Erik knipperde met zijn ogen. ‘Champagneglazen?’
‘Onze cateraar is een paar champagneglazen kwijt, door dat diner.’
‘Een paar champagneglazen?’
‘Een stuk of honderdtachtig.’
Erik grijnsde. Mijn vader gaf hem een hand.
Op de terugweg vroeg ik me in gedachten af of er nog champagneglazen in het wrak van de Titanic zouden liggen, op de bodem van de oceaan, maar ik zei niets. Mijn vader ook niet. Voordat we weer bij Utrecht waren, stopten we bij een benzinestation, ook al was de tank van de auto nog voor tweederde vol. Mijn vader haalde koffie, en voor ons allebei een gehaktbal met mayonaise, bij wijze van lunch.


